A  B
 C  D
 E  F
 G  H
 I  J
 K  L
 M  N
 O  P
 Q  R
RA
RE
RI
RO
 S  T
 U  V
 W  X
 Y  Z

ribberââl

zn (ne), mv: ribberââle - verklw: ribberoltsje (e)

1. Liberaal, lid van de liberale partij.

De ribberââle? Da zèn de blaa! = De liberalen? Die hebben blauw als kleur.

 

Zie ook: blaa, blaave.

 

riëjp

zn (ne), mv: riëjpe - verklw: riëjpeke (e)

1. Reep, hoepel.

A k'ik klaan was spëlde de maskes dikkels më ne riëjp. = Toen ik klein was speelden de meisjes vaak met een hoepel.

 

2. Hoepelroek (heel oud). Bekend van het liedje:

Striëjp! Striëjp!
Onder aave riëjp.
De maskes ëffe[n] de rokskes oep
èn wasse[n] de poep më ziëjp.
 

 

3. Smalle, dunne lat.

Die vraa ës zooë mââger as ne riëjp. = Die vrouw is zo dun als een lat.

 

riëjpe

ww, verv: riëjp - rïjpte - geriëjpt

1. Met de reep of de hoepel spelen.

Oep de koer van de joenges speele ze më de mèrrebolle of më de voetbal, èn oep de koer van de maskes zèn z'âân't riëjpe of âân't keürrekespringe. = Op de speelplaats van de jongens wordt er geknikkerd of gevoetbald, terwijl er op de speelplaats van de meisjes met de hoepel wordt gespeeld of ze zijn aan het touwtjespringen.

 

riëjsem

zn (ne), mv: riëjsems

1. Serie, rij, sliert, reeks. [>Nl. resem]

Nen iëjle riëjsem = Een ganse serie, een hele rij.

 

 

rieke

ww, verv: riek - rïkte / rook - gerooke

1. Ruiken, een geur opsnuiven.

Z'ëmme gistere gebëijrd - rikte gij da ni? = Er werd gisteren beer op het land verdeeld - ruik je het niet?

Ik rook derëkt da de soep was âângezët. = Ik rook onmiddellijk dat de soep aangebrand was.

Wa rieke 'k ik ie? Kakke 'k ik ie! = Uitdrukking die letterlijk betekent:"Wat ruik ik nu? Ik doe hier mijn gevoeg!" Betekent eigenlijk dat degene die het eerst opmerkt dat er een onaangename geur hangt, vaak ook diegene is die de onaangename geur veroorzaakt, bijv. door winderigheid.

 

2. Een geur verspreiden.

'k Ëm va mene vènt e flèske reuk gat, èn iederiëjn zij da'k goe riek. = Ik kreeg van mijn echtgenoot een flesje parfum cadeau, en nu zegt iedereen tegen me dat ik lekker ruik.

Ik koop nog lifst van allemââ freezejaas - dââ rikt derëkt iëjl 't oïjs eene. = Mijn voorkeur gaat uit naar fresia's - die verpreiden direct een aangename geur door heel het huis.

 

rietepetie

bijw

1. Vliegensvlug, in een oogwenk, heel snel. Misschien is dit afkomstig van de titel van een Engels rock 'n roll nummer: Reet-Peteet?

'k Zal mene fotoboek ës rietepetie van men slopkââmer gâân ââle, veü[j] aa de fotoos van ons rijs te lââte zien. = Ik haal vliegensvlug mijn fotoalbum op de slaapkamer, om je onze reisfoto's te tonen.

 

riggebrooët

zn (e/ et), mv: riggebrooës - verklw: riggebrooëke (e)

1. Roggebrood.

Bakker, gëft mij ës 4 zandwisjkes èn e riggebrooëke! Gesneej as't kan! = Bakker, graag 4 sandwiches en een roggebrood! Gesneden alstublieft.

 

 

rijchel

zn (de), mv: rijchels - verklw: rijcheltsje (e)

1. Dorpelsteen of vensterbank van een raam. [>Nl. richel]

Oep de rijchel van de vènster stâân vraavetoenge. = Op de vensterbank staan sanseveria's.

 

 

rijkemanshoes(t)je

zn (e), =verklw, mv: rijkemanshoes(t)jes

1. Zenuwtrek, tic, voortdurend kuchen.

Ëdde gij iet âân aa keïjl of ës da[d] e rijkemanshoestje? = Heb je een schorre keel of is dat kuchen eerder een zenuwtrek?

 

rijsaf

zn (ne), mv: rijsaffe - verklw: rijsafke (e)

1. Glijbaan op de speeltuin, speeltuig, roetsjbaan.

Mènse më kindere[n] ëmme dikkels ne rijsaf in den of stâân. = Gezinnen met kinderen hebben vaak een glijbaan in de tuin geplaatst.

 

 

rijskakker

zn (ne), mv: rijskakkers - verklw: rijskakkerke (e)

1. Volkse schimpnaam voor een oosters persoon, of iemand met een gele huidskleur.

Âân de stââsse ës ne rijskakker komme wooëne. = Aan het station is een Aziaat komen wonen.

 

rijspap

zn (de), mv: -

1. Rijstpap.

In den eemel eete ze rijspap më gaave leïjpeltsjes. = In de hemel eet men rijstpap met gouden lepeltjes. Dit verhaaltje wordt aan kinderen verteld om hen ervan te overtuigen dat het in de hemel goed is (rijstpap is zoet, gouden lepeltjes duidt op rijkdom en welstand).

Rijstepap mè kroktenbooëne. = Aanduiding van een niet bepaald gerecht, dat dan als vergelijking wordt aangehaald.

 

rinkââniëjn

bijw

1. Voortdurend, het één onmiddellijk na het andere, alsmaardoor, aan één stuk door.

Da joenkske dee ni[j] anders as vrââge[n] èn vrââge. Rinkaniëjn! Nen ëchte vrââgsjèèter. = Dat jongetje stelde almaardoor vragen, aan één stuk door. Een echte vraagstaart.

 

 

Laatste wijziging 29-06-2008 - Toevoegen afbeeldingen
10-05-2008 - Toevoegen afbeeldingen
24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl