A  B
 C  D
 E  F
 G  H
GA
GE
GEM
GI
GO
GR
 I  J
 K  L
 M  N
 O  P
 Q  R
 S  T
 U  V
 W  X
 Y  Z

graa / graat

bijv nw, tvgl: graa / graat - graaver - graast

1. Grauw, grijs.

Een graa loecht. = Een grijze lucht.

z'Ëmme[n] ëm graat èn blaat geslââge. = Men heeft hem bont en blauw geslagen.

 

zn (et), geen mv.

2. Bruin inpakpapier.

Vruuger aa den drooëgist altij ne rol graat oep den tooëg stâân oem 't goets in te pakke dat em verkocht aa. = Vroeger had de drogist een rol bruin inpakpapier op de toonbank staan, om de goederen in te pakken die hij had verkocht.

 

graalek

bijv nw, tvgl: graalek - graaleker - graalekst

1. Gruwelijk, afschuw inboezemend.

Ëdde da graalek nuus geleeze in de gazët oover die mijnramp in de Borinaasj? = Heb je dat gruwelijke artikel gelezen in de krant over de mijnramp in de Borinage?

 

grat

bijw

1. Helemaal, volledig, rats. [>Dts. gerade]

Da zèn ekik na grat vergeete, sè! = Dat heb ik volledig over het hoofd gezien, dat ben ik helemaal vergeten!

Goe geprobeerd, mââ 't ës grat verkiëjrd. = Goede poging, maar het is volledig fout.

 

grècht

zn (ne), mv: grèchte - verklw: grèchtsje (e)

1. Gracht, beek, open waterloopje.

E[j] ës van zattechijt më sen botte[n] in de grècht gereeje. = Hij was zo dronken dat hij in de gracht gereden is.

 

greemele

ww, verv: greemel - greemelde - gegreemeld

1. Heimelijk lachen, in het vuistje lachen.

Wad ës er naa wee gebeurt da ge dââ zit te greemele? = Wat is er nu weer voorgevallen, dat je daar zo heimelijk zit te lachen?.

 

 

greezesoïjker

zn (de), mv: -

1. Lichtbruine suiker.

Koekebakke më greezesoïjker, da's van lèktmelippeke. = Pannekoeken met bruine suiker, dat is een lekkernij.

 

 

greïjf

zn (-), mv: -

1. Chocolade die verwerkt is in allerlei vormen, gewoonlijk ter gelegenheid van Sint Niklaas.

Më Sinteniklaas stâât er in d'ëtalaasj altij greïjf in de fitrin. In alle veürreme èn da weürt dèn verkocht per ondert gram. = In de periode rond Sint Niklaas staan er in het uitstalraam altijd chocoladefiguren. In alle vormen die je maar kan denken, en die worden dan verkocht per gewicht.

 

greïjt / greïjteg

bijv nw, tvgl: greïjteg - greïjteger - greïjtegst

1. Gretig, met graagt, begerig, vol verlangen.

g'Ot die greïjteg ooëgskes moete zien van da soekeltsje as ek de koekedooës oope dee. = Je had die gretige oogjes moeten zien van dat arme meisje, als ik de koektrommel opendeed.

Iëjl greïjt zaa em:"Gëft mij nog mââ[r] e spoosse frutte!" Mââ de mèns aa dèn ooëk iëjl den dag èt gewèrrekt. = Heel gretig zei hij:"Geef me nog maar een portie frieten!" Maar hij had dan ook de hele dag hard gewerkt.

 

grëmmele

zn (de), =mv

1. Kruimels, korreltjes van een brokkelige stof.

m'Aa gisterenââvet e fiësje èn in pleüts van te kooke[n] aa'k ne keïjsschotel geriëjd gemokt, diëj da m'in de zeetel ëmme[n] oepgeete. De mat leïj natuurlek vol grëmmele van't frans brooët. = Gisterenavond hadden we een feestje, en in plaats van een warme maaltijd te bereiden had ik een kaasschotel klaargemaakt, die we in het salon hebben opgegeten. En nu ligt het kleed natuurlijk vol kruimels van het stokbrood.

 

greütselke

zn (e), =verklw, mv: greütselkes

1. Mopje, grappige anecdote.

Moet ek aa ës e greütselke vertëlle? = Zal ik je een mop vertellen?

 

2. Raadsel.

Moet ek aa ës e greütselke vrââge? = Zal ik je een raadsel opgeven?

 

 

greüzelemènte

zn (de), =mv

1. In gruizels, in kleine stukjes, in diggelen, uit elkaar gevallen.

'k Ëm een zjat lââte valle oep de stiëjne vloer, èn ze was in greüzelemènte vaniëjn. = Ik heb een tas laten vallen op de tegelvloer, en ze was helemaal aan diggelen.

 

grèzzele

ww, verv: grèzzel - grèzzelde - gegrèzzeld

1. Griezelen, huiveren, huiveren van ontzetting, schrik of afkeer.

Ik grèzzel van aavermootepap. = Ik griezel van havermoutpap.

 

grienaat / gruunaat

zegswijze

1. Ruzie, onmin (vnl. tussen een echtpaar). Letterlijk "groenhout": jong, vers, levend hout.

't Ës wee grienaat, èn ze zèn nog mââ zjeüst trug bijiëjn! = Het is al ruzie, terwijl ze nog maar net terug samen zijn.

 

grieve

ww, verv: grief - griefde - gegriefd

1. Bedienen, gerieven, iemand van dienst zijn, verder helpen.

Dââ stâât ne kalant in de winkel! Gââde gij grieve, of moet'ekik et doen? = Er staat een klant in de winkel! Ga jij die persoon helpen, of moet ik het doen?

 

gringel

zn (ne), mv: gringels - verklw: gringeltsje (e)

1. Grendel, deurgrendel. [>Nl. grendel]

Vergët ni de deur oep de gringel te doen as g'iet oïjt et kot eült. = Vergeet niet de deur te vergrendelen als je iets uit het hok neemt.

 

 

groebele

ww, verv: groebel - groebelde - gegroebeld

1. Grabbelen, grijpen naar.

As Prins Kèrnaval beeze roejt dën moete goe groebele. = Als prins karnaval snoep rond strooit, dan moet je proberen er zo veel mogelijk van de pakken.

A ge ni braaf zè, zal'ek aa ës vastgroebele. = Als je niet braaf bent, zal ik je eens een rammeling geven.

 

groeje

ww, verv: groej - groejde - gegroejd

1. Groeien, groter worden, in omvang toenemen.

Aaven bâât ës nogal gegroejd teege d'ak aa de lëste kiëj gezien ëm. = Jouw baard is gegroeid sedert ik je de laatste keer zag.

 

2. Raden naar iets. [>Nl. graaien]

Ik zien iet wa gij geïjre zot ëmme, èn ge meugt er ës eene groeje. = Ik zie iets wat je graag zou hebben, en je mag eens raden wat het is.

Zie ook: grôô.

 

grondsmokske

zn (e), =verklw, mv: grondsmokskes

1. Letterlijk: grondsmaak, vieze smaak die aan aarde doet denken.

Die soep eïj e grondsmokske. = Die soep heeft een rare smaak, misschien vanwege groenten die niet grondig gereinigd werden.

 

2. Toespeling op iemand die klein van gestalte is.

Ziet da grondsmokske dââ naa looëpe!  = Zie dat kleine mannetje daar nu lopen.

 

grôô

ww, verv: grôô - grôôde - gegrôôd

1. Raden, gissen.

Ik weet e greütselke[n] èn ge meugt ës grôô. = Ik ken een raadsel en je mag er ook eens naar raden.

Zie ook: groeje.

 

2. Graaien, proberen te pakken.

Toen liet'em zen èrrebolle valle. E probeerde d'er nog eene te grôô, mââ 't was te lâât. = Dan liet hij zijn knikkers vallen, en hoewel hij ze probeerde te pakkenvielen ze toch op de grond.

Grôô[d] oe spulle bijiëjn, èn me zèn wëg. = Pak vlug je spullen, en we vertrekken.

 

 

grooëtbringe

ww, verv: bring grooët - brocht grooët - grooëtgebrocht

1. Opvoeden.

Ik paas da die vraa in een bos ës grooëtgebrocht! = Ik denk dat die vrouw een opvoeding heeft gekregen in een bos! Ik denk dat ze een slecht opvoeding heeft genoten.

 

grooëtejan

zn (ne), mv: grooëtejanne

1. Persoon die hovaardig is en té fier op zichzelf. Iemand die zich eigenlijk veel beter voordoet dan hij/zij in werkelijkheid is.

Zenen diplom eïjt'em nooët geült! Mââ vë de grooëtejan oïjt t'ange ëdde da papirreke ni nooëdech ë! = Een diploma heeft hij nooit behaald! Maar om streken te verkopen heb je dat stukje papier niet nodig!

 

grooëtekeüs

zn( de), mv: -

1. Grote schoonmaak, algehele schoonmaakbeurt.

In den oïjtkomme ë't bij veel vraave de gewooënte oem grooëtekeüs te doen. = In de lente vinden veel vrouwen het noodzakelijk om een grote schoonmaakbeurt te houden.

 

grooëtlawaat

zn( e), geen mv.

1. Iemand die erom bekend staat makkelijk en met luide stem te praten, luidruchtig persoon, veelpraat.

'k Oop da Zjèfke grooëtlawaat vandenââvet ni binne komt in't kaffee! Diëj jââgt altij al ander kalante wëg. = Ik hoop dat Jozef die zoveel lawaai maakt, vanavond niet bij ons op café komt! Hij verjaagt altijd de andere klanten.

2. Aanduiding van iets heel groot, van een heel grote zaak.

 

Mersie vë de kadoo, mââ 'k weet ijgelek ni wââ da'k da grooëtlawaat moet zëtte. = Bedankt voor het geschenk, maar ik weet echt niet waar ik zo iets groot moet plaatsen.

 

groskës

zn (een), mv: groskësse

1. Grote trom. [>Fr. grosse-caisse]

Mijne grooëtevââ spëlt boembardon en mene noenkel groskës. = Mijn grootvader speelt bombardon en mijn oom speelt de grote trom.

 

 

grozzël

zn (-), geen meervoud

1. Ongegist sap van aalbessen, dat meestal met water wordt verdund om het te drinken. [>Fr. groseille]

Lëmmenaat van grozzël vinne'kik toch wël den bëste, zënne! = Limonade van aalbessen vind ik toch wel het lekkerste, hoor!

 

 

Laatste wijziging 02-03-2017 - Toevoegen woord
15-06-2008 - Toevoegen afbeelding
06-06-2008 - Toevoegen afbeelding
23-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl