A  B
 C  D
 E  F
 G  H
GA
GE
GEM
GI
GO
GR
 I  J
 K  L
 M  N
 O  P
 Q  R
 S  T
 U  V
 W  X
 Y  Z

gibbere

ww, verv: gibber - gibberde - gegibberd

1. Giechelen.

Wa zitte die joenge tëfkes dââ naa te gibbere? Ze zèn toch ni më mij[j] âân't lache? = Wat zitten die jonge meiden daar nu te giechelen? Hopelijk zijn ze mij niet aan het uitlachen?

 

gidôôn

zn (ne), mv: gidôôns

1. Stuurstang van een fiets. [>Fr. guidon]

Ge moet aave gidôôn më twiëj anne vastaave. = Je moet het stuur met twee handen vasthouden.

 

giëj

telw

1. Geen, niets.

Ëdde gij naa ëcht giëj verveïj? = Ben je nu echt niet bang?

Ik ëm dââ giëj goe[d] ooëg in, zënne! = Ik vertrouw het niet helemaal, hoor!

Giëjn poen - giëjn eete! = Geen geld op tafel - geen eten!

Giëjne[n] iëjne kiëj in iëjl me leïjve zèn ekik boïjte Bëllege gewëst. = Geen enkele keer zolang ik leef heb ik een voet buiten België gezet.

 

giëjlegans

bijw

1. Helemaal, volledig.

Da zën 'k ik naa giëjlegans vergeete. = Dat ben ik nu geheel en al vergeten.

Zie ook: iëjlegans.

 

giëjlemââ

bijw

1. Helemaal, volledig.

Ëdde gij da giëjlemââ oepgeete? = Heb jij dat helemaal opgegeten?

Zie ook: iëjlemââ.

 

 

giëjneniëjne

onbep vnw

1. Geen enkele, niemand.

Wie datter oep tijd binnen was? Giëjneniëjne! = Wie er op tijd was? Niemand!

 

giëjseldop

zn (ne), mv: giëjseldoppe - verklw: giëjseldoppeke (e)

Zie: gësseldop.

 

gieroo

zn (-), mv: -

1. Kinderspelletje. Er worden twee lijnen getrokken (of men neemt bestaande "grenslijnen"). Een groep kinderen moet overlopen van de ene zijde naar de andere zijde. Tussen de lijnen staat er echter een "aantikker", die op deze manier de overlopende kinderen vangt. Deze moeten dan met één voet op een lijn blijven wachten, tot ze door hun vrienden worden bevrijd.

m'Ëmme gieroo gespëld oep de koer van 't school.  = We hebben gieroo gespeeld op de speelplaats.

 

gij

pers vnw

1. Jij, gij.

Gij ët den bëste, zënne!  = Jij bent de allerbeste, hoor!

 

glââzemanne

zn nw (-), =mv.

1. Aardappelen die na het koken glazig, doorschijnend en hard geworden zijn en bovendien smaken ze slecht.

Gëft mij vandenââvet mââ frutte; die glââzemanne moete'kik nemiëj[r] ëmme, zënne! = Voor mij vanavond frieten; die glazige aardappelen hoef ik echt niet meer!

Zie ook: gelââzepetatte.

 

 

Laatste wijziging 15-06-2008 - Toevoegen afbeelding
23-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl